Het ontwikkelen en implementeren van kunstmatige intelligentie is mensenwerk. Daarom heeft de NL AIC 18 werkgroepen, die allen geleid worden door een eigen voorzitter. Halverwege 2023 nam Elja Daae de voorzittersrol over van Marieke van Putten, die tot dan de voorzitter was van de werkgroep Publieke Diensten. In dit interview stelt Elja zich voor en vertelt ze over haar plannen.
Introductie
Mijn naam is Elja Daae, beleidscoördinator AI & Algoritmen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik neem het stokje over van mijn oud-collega Marieke van Putten. Ze heeft een prachtig fundament gelegd in het netwerk dat ze heeft helpen bouwen binnen en buiten de overheid en de vele goede initiatieven die ze vanuit de werkgroep mede heeft vormgegeven. Het streven is om haar goede voorbeeld te volgen. Daarnaast hebben we iemand, coördinator Martijn Bekking, die niet alleen zorgt voor continuïteit maar ook net als Marieke van idee tot concreet resultaat weet te komen.
Hoe kijk je naar de huidige stand van zaken rondom AI? Wat zie je voor de overheid als de belangrijkste uitdaging?
Je wilt zorgen dat zowel mensen als bedrijven gebruik kunnen maken van de mogelijkheden die AI biedt. Dat wil niet alleen zeggen dat iedereen hiertoe toegang heeft (denk aan de wetenschap en het bedrijfsleven) maar ook dat Nederland op internationaal vlak mee kan doen en bij blijft. Aan de andere kant hebben we als overheid een rol in het bewaken van kernwaarden en zorgen dat een technologie als AI aan deze kernwaarden voldoet. Die dubbelrol geldt voor zowel de overheid als gebruiker. We willen gebruik maken van de mogelijkheden die AI biedt om onze dienstverlening te verbeteren en onze publieke taken te vervullen, maar moeten daarbij het goede voorbeeld blijven geven. In mijn werk is die balans een continue factor.
Hoe kan AI bijdragen aan de relatie tussen de overheid en de burger? En overheden onderling?
Net als voor het bedrijfsleven geldt dat de overheid AI in kan zetten om de taken die we als overheid hebben beter te vervullen. Denk bijvoorbeeld aan AI-toepassingen waarbij beelden van natuurgebieden of waterwegen gebruikt worden om te signaleren of er teveel droogte is en of de waterkanten nog in orde zijn. Of AI als tool om de dienstverlening van de overheid aan burgers te vergroten, door bijvoorbeeld eerder of betere hulp te kunnen bieden bij schulden en armoede. Tegelijkertijd moeten we als overheid ervoor zorgen dat er geen negatieve gevolgen zijn door de inzet van AI. Bijvoorbeeld doordat er groepen worden gediscrimineerd, omdat er minder of verkeerde data beschikbaar is.
AI komt nu als technologie in een volwassenheidsfase die steeds meer kansen biedt, mede omdat we steeds beter weten waar de grenzen liggen. Er wordt niet alleen in AI-labs, maar ook in andere samenwerkingen, volop onderzoek gedaan naar zowel de kansen als risico’s van AI.
Hoe kijk je naar maatschappelijke inclusie?
Technologie ontwikkelt zich snel en kan soms als een black box ervaren worden. Dit kan er ook voor zorgen dat mensen het gevoel hebben hier geen grip op te hebben. Dat heeft met voorlichting te maken, maar ook met aandacht behouden voor groepen mensen waarvoor de wereld hierdoor eerder ingewikkelder dan makkelijker wordt. Iedereen moet mee kunnen blijven doen in de maatschappij. Ook als je minder digitaal vaardig bent om wat voor reden dan ook.
Omgekeerd moet een technologie als AI ook voor iedereen beschikbaar zijn. Het moet niet zo zijn dat alleen bepaalde groepen toegang hebben tot een dergelijke innovatie.
En tot slot speelt bij AI specifiek de vraag hoe we zorgen dat de verhoudingen, aannames of vooroordelen die verborgen zitten in de trainingsdata niet terecht komen in de modellen en toepassingen. Dit kan namelijk leiden tot het benadelen van bepaalde groepen mensen.
Op welke manier draagt beleid bij aan AI-innovatie?
Innovatie vraagt om een juiste voedingsbodem, ook bij AI. Daar ligt een rol voor de overheid. Soms gaat dat om investeringsbudget, maar ook om netwerken. Het zorgen dat er voldoende aanbod is op de arbeidsmarkt en het aankaarten van onderwerpen op internationaal niveau. Daarnaast kunnen we als overheid bijdragen aan innovatie door zelf AI in te zetten.
Daarnaast is het net zo belangrijk dat we zorgen dat AI-technologie betrouwbaar is. Alleen dan kan de uiteindelijke doelgroep – de consument, de patiënt, de burger, de weggebruiker, de inwoner – vertrouwen hebben in wat er om hen heen gebeurt en aan innovatie geboden wordt. Alleen dan zijn mensen bereid om op AI gebaseerde diensten af te nemen.
Je vertrouwt erop dat je auto het doet en dat wat je koopt in de supermarkt eetbaar is. Zo moet dat ook zijn voor de toepassingen van AI waar mensen mee te maken krijgen.
En zoals eerder gezegd: innovatie moet iedereen in de maatschappij ten goede komen en toegankelijk zijn voor iedereen. Ook daar draagt beleid aan bij.
Wat zijn de uitdagingen voor beleidsmakers m.b.t. AI-innovatie?
Technologie ontwikkelt zich razendsnel, terwijl beleids- en wetgevingsprocessen een ander tempo hebben. We moeten dus als overheid nieuwe manieren vinden om snel te schakelen zonder aan kwaliteit te verliezen. Gelukkig zie je op AI-dossiers, binnen alle departementen, mensen die dit begrijpen en hier oplossingen voor vinden. Zij worden geholpen en gesteund door de aandacht hiervoor vanuit de maatschappij.
Een uitdaging, die iedereen die zich bezighoudt met AI ervaart, is de zoektocht naar talent. AI is meer dan alleen techniek. Wij zijn als overheid, net als het bedrijfsleven, op zoek naar mensen die verschillende vakgebieden combineren. We zoeken allrounders wiens interesse verder gaat dan techniek, bijvoorbeeld interesse in het rechtssysteem, ethiek of bestuurskunde.
Wat is je persoonlijke ambitie als nieuwe voorzitter?
Ik denk dat AI zich nog steeds razendsnel ontwikkelt, maar tegelijkertijd op sommige vlakken nu een stabiele technologie is die op grote schaal ingezet kan worden. Voor ons als overheid betekent dat het nu het moment is om te onderzoeken wat er mogelijk is en daarop de samenwerking te zoeken met partijen van buiten de overheid. Als nieuwe voorzitter hoop ik die samenwerking en verbinding door te zetten. Binnen en buiten de werkgroep, met NLAIC-ers van binnen en buiten de overheid. Ik hoop samen met Martijn nog meer te zorgen dat al die lijntjes – kansen, waarden, overheid op alle niveaus, innovatie, voorlichting, initiatieven, vragen – in de werkgroep samen komen om zo nog meer te kunnen betekenen.